Landbouw in zandlandschappen

Intensieve veehouderij

Zoals eerder genoemd, zijn zandgronden niet vruchtbaar. Door het gebruik van schapenmest en plaggen werd de vruchtbaarheid verbeterd. Na de tweede wereldoorlog groeide de Nederlandse bevolking en werd gezocht naar vergroting van de productie van vlees, zuivel en eieren. Door een efficiënte productiemethode werd het mogelijk deze productie te verhogen. Door de inzet van machines, de dieren in een stal te houden in plaats van buiten in de wei, werd de veehouderij een industrieel proces. Er kwamen meer dieren in een stal, melken gebeurt met melkrobots, de hoeveelheid voedsel per koe wordt met computers berekend en eventueel ook zo toegediend. Zo ging en gaat het ook in de varkenshouderij en de pluimveehouderij. Op deze manier is minder ruimte nodig en is ook het belang van een vruchtbare grond verdwenen. Er wordt ook wel gesproken van ‘bio-industrie’, omdat het produceren van vlees, zuivel en eieren op een industriële wijze gebeurt.

De meeste intensieve veehouderijen bevinden zich op zandgronden, omdat deze vorm van landbouw onafhankelijk is van de vruchtbaarheid van de grond. Het geeft ook een voordeel op zandgronden. De mest die geproduceerd wordt, wordt verdeeld over de onvruchtbare zandgrond, zodat de vruchtbaarheid wordt verbeterd. Zoals eerder gemeld, wordt 60% van de maïs op zandgronden geteeld.

 De groei van de intensieve veehouderij heeft voor de bedrijven in veeteeltsector grote gevolgen gehad:

• Er verschenen grote stallen met voersilo’s. In gebieden met veel intensieve melkveehouderijen wordt op de akkers bijna alleen nog maar snijmaïs verbouwd.

• Behalve vlees, melk of eieren produceren dieren ook mest. Door de grote veedichtheid (heel veel dieren op een klein oppervlak) ontstaat daardoor vaak stankoverlast. De mestoverschotten leiden ook tot andere milieuproblemen, zie gevolgen intensieve landbouw voor het landschap.

• Door de grote veedichtheid is het gevaar van verspreiding van besmettelijke dierziektes groot. Het is belangrijk dat er hygiënisch wordt gewerkt en op de meeste bedrijven worden zo weinig mogelijk mensen ‘van buiten’ toegelaten.